Methodieken helpen ons bij ons werk. Zij geven handvatten, bijvoorbeeld hoe help je iemand met niet-aangeboren hersenletsel op weg naar een ander, goed leven? Waar moet je vooral goed opletten bij iemand met een ernstige verstandelijke beperking? Of wat is belangrijk wanneer iemand ouder wordt? Onze methodieken geven extra verdieping en zij inspireren ons.

Hieronder vind je een aantal methodieken die we gebruiken. Dit is geen uitputtende opsomming.

  • Werken in de driehoek cliënt-familie=begeleider

    Goed samenwerken in de driehoek cliënt-familie-begeleider is van essentieel belang. Maar de samenwerking verloopt niet altijd vanzelf goed. Driehoekskunde (C. Egberts) beschrijft wat er in de relatie cliënten, hun naasten en professionals gebeurt en hoort te gebeuren. Ook geeft het handvatten hoe je de samenwerking kunt herstellen.

  • Triple-C

    Triple C gaat om het herstel van het gewone leven. De nadruk ligt op de behoeften en mogelijkheden van mensen. We hebben vooral effect van Triple C gezien bij cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag. Het moeilijk verstaanbaar gedrag zien we als het topje van de ijsberg. Onder dit gedrag liggen behoeften en daar willen we naar kijken. Triple C staat voor cliënt, coach en competentie.

    Cliënten ervaren het gewone leven, doordat we:

    • Uitgaan van hun menselijke behoeften
    • Er onvoorwaardelijk voor iemand zijn (relatieopbouw)
    • Samen werken aan betekenisvolle dag-invulling (competentieopbouw)
    • Anders kijken naar probleemgedrag en de onderliggende oorzaken aanpakken.

    Lees meer over Triple C: anders kijken naar agressie.

  • LACCS

    Voor cliënten met een ernstige verstandelijke beperking of meervoudige beperking (EMB) werken we volgende de LACCS methode. De letters van LACCS staan voor:

    • lichaam
    • alertheid
    • contact
    • communicatie
    • stimulatie

    Een goed leven betekent dat het goed gaat op deze vijf LACCS-gebieden. LACCS geeft handvatten om te kijken op welk niveau iemand de wereld om zich heen ervaart. Als begeleider kun je je aanpassen aan dit niveau van de cliënt.

    De drie niveau’s bij LACCS zijn:

    • sensatiefase: je ervaart iets met je zintuigen zonder verdere gedachten of verwachtingen, helemaal in het moment zelf
    • klikfase: je ervaart iets en associeert dat met iets anders, je hebt verwachtingen bij ervaringen, je kent gewoonten
    • begrijpfase: je kunt begrijpen waarom iets op een bepaalde manier gebeurt, je kunt nadenken over situaties en je gedrag aanpassen.

    Extra activiteit en van betekenis zijn LACCS helpt Esther en begeleiders

    Esther vult dagelijks de verzorgingskarretjes van de medebewoners met handdoeken en washandjes. Zij is zo van betekenis voor anderen én heeft een extra loopmoment in de avond. We zagen dat zij ‘s avonds minder alert werd en moeilijk wakker kon blijven. De zienswijze van LACCS hielp ons om dit te signaleren en gaf handvatten om haar verder te helpen. Nu heeft zij op een vast moment in de avond haar taak. Zij geniet van het een-op-een-contact en is alerter door het lopen. Wanneer nu het rode karretje eraan komt met de verzameling handdoeken begint ze al enthousiaste geluiden te maken.

  • Urlings

    Bij de begeleiding van ouderen gebruiken we de methode Urlings, voluit: ‘Respectvol en methodisch begeleiden van oudere en dementerende mensen met een verstandelijke beperking’. De methode geeft handvatten hoe je mensen kunt begeleiden bij het ouder worden. De methodiek van der Linden-Urlings kun je gebruiken om de oorzaak te achterhalen van probleemgedrag bij ouder wordende cliënten. Als je begrijpt waarom iemand bepaald gedrag laat zien, kun je die persoon beter begeleiden.

  • Geef me de vijf

    Voor mensen met autisme werken we volgens de methode Geef me de Vijf van Colette de Bruin. De methode heeft vijf pijlers: autisme begrijpen, positief contact maken, basisrust creëren, problemen oplossen en ontwikkeling bevorderen. Mensen met autisme hebben moeite om de samenhang te zien tussen wat zij allemaal waarnemen. Het zijn meer losse puzzelstukjes voor hen. De hoekstukken van de puzzel bestaan uit: hoe, wat, waar, wanneer en wie. Deze bieden houvast bij activiteiten.

  • Hooi op je vork

    Hooi op je vork is er voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Zij hebben zelf meegewerkt aan de totstandkoming van de methode. De methode helpt hen om grip en regie te krijgen op hun leven met het hersenletsel en een plezierige en zinvolle invulling aan het leven te geven. Hooi op je vork helpt om met elkaar in gesprek te komen, zaken op een rij te zetten en stappen in de gewenste richting te zetten.

  • Totale communicatie

    We brengen in kaart hoe iemand communiceert met de wereld om hem heen. We kijken welke middelen kunnen helpen bij de communicatie: spraak, gebaren, voorwerpen, tekeningen, pictogrammen, mimiek, expressie en lichaamshouding. Voor iedere cliënt zoeken we naar methodes waarmee iemand zelf kan communiceren en zich kan uiten. Ook begeleiders gebruiken deze hulpmiddelen in de communicatie met de cliënt.

  • Sensorische informatieverwerking

    We brengen in kaart hoe iemand reageert op zintuiglijke prikkels: sensorische informatieverwerking noemen we dat. Soms komen prikkels te hard of te zacht binnen, is een cliënt bijvoorbeeld overgevoelig voor dagelijkse dingen als tanden poetsen of wassen. We leren iemand om prikkels uit zijn omgeving te verwerken en om informatie die de zintuigen opdoen, te doseren. Een rusteloos kind bieden we bijvoorbeeld rust door middel van een verzwaringsvest dat druk geeft, en door middel van aanraking.

  • Ervaar het maar

    We stimuleren dat mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking zelf ervaringen opdoen op het gebied van motoriek, zintuigen en communicatie. Dat doen we aan de hand van concrete thema’s: lichaam en verzorging, eten en drinken, lente en dieren, zomer, zand en water, herfst, winter en kerst. In de herfst laten we cliënten bijvoorbeeld kastanjes voelen, over en weer rollen of tellen, afhankelijk van wat een cliënt kan.

  • Kleine stapjes

    We proberen de ontwikkeling van een kind met kleine stapjes vooruit te helpen. Het gaat bij deze methode om kinderen met een ontwikkelingsleeftijd tot vier jaar. Kleine stapjes kunnen zijn een legpuzzel met negen stukjes maken, leren trap lopen, zelf broodbeleg aanwijzen, het gebaar herkennen voor “koekje”, over een drempel stappen of het gericht slaan naar objecten aan een mobile.

  • Contactgericht spelen en leren (CSL)

    Als begeleiders zijn we ons bewust van ons eigen gedrag: hoe maken we contact met een kind met autisme en/of een verstandelijke beperking. Hoe kunnen we ons gedrag veranderen zodat het contact verbetert en het kind kan gaan leren. Spel helpt om contact te maken en helpt een kind om te leren. De methode geeft handvatten om in het spel bij het kind aan te sluiten en over leren in kleine stapjes.